ORTHODONTIE
Wat betekent het verbreden van bovenkaak ?
Onze tanden zitten in ons kaakbot en de grootte van de kaak (kaakomtrek) bepaalt de beschikbare ruimte voor onze tanden. De grootte van de kaak wordt beïnvloed door genetische en omgevingsfactoren. Indien er een discrepantie is tussen de nodige ruimte voor de tanden en onze kaakomtrek, kan dit aanleiding geven tot malpositie van de tanden of kan dat de eruptie van tanden verhinderen. In het geval van de bovenkaak, heeft een te kleine kaakomtrek ook andere implicaties :
1) De normale restpositie van de tong is tegen het verhemelte. Indien de bovenkaak te klein is, is er te weinig ruimte aanwezig om de tong te plaatsen. Dit betekent dat de persoon gedwongen wordt om zijn tong op de verkeerde plaats te houden. Dit kan bijvoorbeeld tussen de tanden zijn. In zo’n dit geval kan dit het leiden tot een open beet. Ook kan de tong achter de ondersnijtanden gepositioneerd worden. Gezien de tong een zeer krachtige spier is, kan dit leiden tot het uitwaaien van de ondersnijtanden en soms tot terugtrekkend tandvlees. In deze gevallen is het behandelen van het probleem zonder de oorzaak aan te pakken geen duurzame oplossing.
De bovenkaak wordt gevormd door het fuseren van twee platen die in het midden met elkaar verbonden zijn. Wanneer we heel jong zijn, is deze connectie nog niet zo stevig. is het mogelijk om deze verbinding te openen door kracht uit te oefenen op de boventanden. Deze gecontroleerde kracht wordt uitgeoefend via met behulp van een beugel. De beugel wordt vastgemaakt aan de bovenkiezen en dat wordt dagelijks opengedraaid met een sleutel. Naarmate de bovenkiezen naar buiten geduwd worden, gaan ze de bovenkaak ook met zich meetrekken. Op een bepaald moment gaat de connectie tussen de 2 platen opengaan en zo krijgen we een bredere bovenkaak (lees meer ruimte voor tanden). Zodra we de nodige breedte bereikt hebben, wordt de beugel vergrendeld. De beugel blijft nog enkele maanden op zijn plaats, zodanig dat de connectie tussen de 2 platen opnieuw verkalkt wordt. Dit staat bekend als skeletale verbreding.
Bij tieners is de connectie tussen de 2 platen iets te sterk om open te gaan door alleen de tanden naar buiten te duwen. Studies hebben aangetoond dat hierdoor de tanden buiten het kaakbot worden geduwd, wat de illusie van een verbreding geeft. Dit gebeurt terwijl de botplaten min of meer op dezelfde plaats zitten en de tanden inmiddels deels buiten het kaakbot gepositioneerd zijn (lees minder botsteun). Dit noemt dentale verbreding en is uiteraard niet wenselijk. Om dit te vermijden, maakt men gebruik van beugels die rechtstreeks vastgemaakt worden aan de bovenkaak via schroeven. De plaatsing van deze beugel gebeurt onder lokale verdoving, wat pijnloos is. Deze techniek wordt MARPE genoemd. Bij volwassenen zijn de bovenkaakplaten dermate sterk aan elkaar verbonden dat het onmogelijk is om ze te openen met een beugel. In dit geval, wordt er eerst een operatie verricht onder volledige narcose voorafgaand aan het plaatsen van een beugel. Dit staat bekend als SARME.
Daarom is het cruciaal om de bovenkaak te controleren op een jonge leeftijd (+/-7jaar). Indien nodig kan er zo een simpele verbreding worden gedaan, om te voorkomen dat dit later niet op een moeilijkere manier gedaan hoeft te worden.
2) Het verhemelte vormt eigenlijk de bodem van de neus. Mensen met een te kleine bovenkaak hebben minder volume voor lucht in hun nasale ruimte. Hoe minder ruimte er is in de neus, hoe minder zuurstof je binnenkrijgt bij het ademen. Als de ademhaling niet op een efficiënte manier kan gebeuren, krijgt men fenomenen zoals mondademhaling, snurken en slaapstoornissen. Een verbreding van de bovenkaak kan dus in dergelijke situaties een meerwaarde betekenen.

De afbeelding hierboven toont de klassieke verbredingsbeugels. De beugel wordt vaak vastgelijmd op de definitieve kiezen. Met behulp van een sleutel kan het worden geopend tot de gewenste breedte. De bovenkaakverbreding met MARPE is hieronder afgebeeld(vóór en na). De opening die tussen de bovensnijtanden ontstaan is, wordt later benut voor het aligneren van de tanden.


Wat is een TAD (mini-implantaat)?
In de orthodontie wordt vaak een groep tanden gebruikt als ankerpunt om één tand of een groep tanden te bewegen. Echter kan dit principe niet altijd zonder neveneffecten worden toegepast. De 3e wet van Newton zegt : “Een kracht heeft altijd een tegengestelde kracht, die de andere kant op werkt”. Als we de kiezen willen gebruiken als ankerpunt om de voortanden naar achter te brengen, gaan de kiezen iets meer naar voren komen, ook al is dit niet de bedoeling. Om deze neveneffecten te vermijden, werden vroeger buitenbeugels gebruikt die aan de kin, het hoofd of de nek werden bevestigd. Deze buitenbeugels hadden enkele nadelen o.a. de pyschosociale effecten op het kind, afhankelijkheid van de coöperatie van de patiënt en dat ze gewoon niet zo comfortabel aanvoelden. De introductie van TAD’s betekende een revolutie in dit concept. TAD’s zijn kleine schroeven die in het kaakbot geplaatst worden en ze kunnen alle voordelen bieden van een buitenbeugel zonder de vermelde nadelen. Een TAD wordt onder lokale verdoving geplaatst en de plaatsing duurt ca. 5 minuten, het hele proces is pijnloos. Een TAD zit vast in aan het bot via frictie en dat kan binnen enkele seconden verwijderd worden, als dat niet meer nodig is.
De foto links toont een gouden schroefje (TAD). Het implantaat wordt na het afloop van de orthodontie verwijderd.


Op de linkere foto is er een gouden schroefje (TAD) te zien. Het implantaatje wordt na het afloop van orthodontie verwijderd.
Wat is een tandvleesgreffe en waarom zou dat nodig zijn in orthodontie ?
Elke tand heeft een kroon (het zichtbare gedeelte van de tand) en een wortel die in het kaakbot zit. Het kaakbot wordt vervolgens bedekt door het tandvlees. Als de tanden om wat voor reden dan ook buiten het kaakbot terechtkomen, is de kans groot dat het tandvlees dat normaalgesproken daar zit, na verloop van tijd ook gaat zakken. Hoe uitgebreider de botafbraak/terugtrekkend tandvlees, hoe slechter de prognose van de betrokken tand. Wanneer tanden worden verplaatst als onderdeel van een orthodontische behandeling, is het belangrijk dat alle geplande bewegingen van de tanden binnen het kaakbot plaatsvinden. Zie het bot als een baan en de tand als een auto die altijd binnen de grenzen van deze baan moet blijven. De dikte van het in sommige regio’s van onze mond is zeer weinig beperkt, wat deze taak zeer moeilijk maakt. In het bijzonder is de gemiddelde botdikte aan de ondersnijtanden ca. 0,5mm, en deze zone is dan ook de eerste plaats waar dergelijke bot- en tandvleesschade te zien is. Om het risico op het ontstaan van dit soort defecten te verminderen, wordt naast een nauwkeurige planning van de tandbewegingen ook een verdikking uitgevoerd ter hoogte van het tandvlees (en soms het kaakbot). Deze procedure zorgt voor een extra veiligheidsmarge en dat wordt volgens onderzoeken liefst vóór de orthodontie verricht. Hierbij wordt vaak kunstbot en kunsttandvlees gebruikt om te voorkomen dat er een extra wond in de mond ontstaat. Deze operatie duurt +/- 45 minuten en wordt verricht onder lokale anesthesie. Aangezien de ingreep een soort microchirurgie is, is de nabelasting vaak heel beperkt.